Samen
naar beter

De publieke ruimte is van iedereen. Waarom doen we er dan zo weinig mee? Publieke ruimtes zijn de perfecte plaatsen voor originele interventies, gezellige bijeenkomsten of leuke activiteiten. Maar dat gebeurt niet, of toch veel te weinig. En als het gebeurt, wordt het belang ervan onderschat.
Vormingplus Kempen probeert daar wat aan te doen. In 2015 werd het project ‘Beleef de ruimte’ opgezet. Het was een pilootproject. Katrien Loots trok naar antropologe én specialiste ter zake Ruth Soenen om van haar te vernemen hoe ze, nu de testfase voorbij is, ‘Beleef de ruimte’ naar het volgende level kan tillen.
Katrien Loots schetst de geschiedenis van ‘Beleef de ruimte’ bij Vormingplus Kempen. “In 2014 deden we een onderzoek, waarbij we een aantal dingen vaststelden. Zo merkten we bijvoorbeeld dat burgers zich in steden groeperen om iets te doen in de openbare ruimte. Blijkbaar kan de openbare ruimte mensen er toe aanzetten om samen iets op touw te zetten of om zich te verenigen. Dat interesseert Vormingplus Kempen wel, omdat wij sowieso de polsslag nemen van het verenigingsleven. Wij stellen al jaren vast dat er een evolutie aan de gang is naar, wat wij noemen, nieuwsoortige verenigingen. Mensen verenigen zich nog wel, maar dat gebeurt minder vaak in een vzw- of andere structuur. Vaak maken die nieuwe verenigingen of groepen gebruik van de openbare ruimte.”
Experimenteren
“Voor ons was dat gegeven interessant genoeg om ermee aan de slag te gaan. We startten in 2015 het project ‘Beleef de ruimte op om ons nieuwgekozen ‘studiegebied’ verder te verkennen.
“We zijn zeker niet ontevreden over wat we bereikt hebben, maar we zitten met een aantal vragen. Wat is er nodig om een project in de openbare ruimte te laten slagen? Waarom lukt het de ene keer wel en de andere keer niet?
Wie heb je nodig om een project te vinden en hoe vind je die mensen? We hebben tijdens ons onderzoek mooie voorbeelden gezien van stadsinitiatieven, maar zouden die ook op het platteland werken? Want dat heeft toch een iets ander karakter.”
“Het zijn maar enkele van de vragen die wij ons stellen. Ik voeg er wel graag nog aan toe dat het ‘onderzoek’ waarvan ik spreek geen wetenschappelijk onderzoek was. We zijn zelf links en rechts op zoek gegaan naar informatie en ideeën, en hebben enkele ervan in de praktijk uitgetest.”
“We merken duidelijk dat er potentieel is en we gaan de komende maanden nog meer experimenteren. Maar wellicht zijn er zaken die we beter kunnen doen of waar we rekening mee moeten houden. Intern waren we het erover eens: de eerste stap die we nu moeten zetten, is praten met Ruth Soenen en haar onze vragen voorleggen. Zij is de specialiste ter zake.”
Theorie en praktijk
Ruth Soenen, die de universitaire diploma’s ‘sociale pedagogiek’ en ‘sociale en culturele antropologie’ op zak heeft, juicht de plannen van Vormingplus Kempen toe om een ‘werkdomein’ te maken van de openbare ruimte. Zelf zette ze die stap jaren geleden al. “Ik heb nogal wat onderzoek gedaan naar armoede en dus ook naar de dingen die daar verband mee houden: migratie, cultuurverschillen… Als je daarmee bezig bent, merk je al snel dat er een groot verschil is tussen de theorie en de praktijk. Ik merkte dat veel van de bestaande theoretische modellen niet kloppen. Veel wetenschappers bakenen hun onderzoeksterrein netjes af. Ze delen de bevolking in groepen in en kiezen er dan één groep uit op wie ze zich gaan focussen: de middenklasse, de roma’s, de Marokkanen… noem ze maar op. Ze doen dat natuurlijk met de beste bedoelingen. Maar in de praktijk werkt het niet zo. Die groepen bestaan niet. Of ze zijn toch zeker niet zo afgebakend als de theoretische modellen laten uitschijnen. In het alledaagse leven lopen die groepen voortdurend door mekaar. Ze trekken met mekaar op, of juist niet. Maar ze zien mekaar, ze ontmoeten mekaar. Voortdurend. In winkels en warenhuizen, in het gemeentehuis, bij het OCMW, in de openbare ruimte, in de bus en de tram, naast het sportveld, bij de school… En terwijl bijna elke socioloog elk van die afzonderlijke groepen aan het bestuderen is en in theoretische modellen aan het stoppen is, kijkt bijna niemand naar hoe de verschillende groepen met mekaar omgaan en samenleven. Daar ben ik mee aan de slag gegaan. En niet van achter mijn bureau. Ik ben de tram opgestapt. Negen maanden lang heb ik dagelijks Tram 12 genomen. Die rijdt door Hoboken, Merksem, Wijnegem, Mortsel, Wommelgem, Berchem en Antwerpen. Als je alle kanten en alle facetten van Antwerpen wil zien, moet je Tram 12 nemen.”
Privacy en vertrouwen
“Tram 12 is een prachtig voorbeeld van een publiek domein, waar iedereen gebruik van maakt. Want dat is de definitie van een openbare ruimte. Om die reden gebruik ik trouwens liever de term ‘collectief gebruikte ruimte’. Dat is een betere omschrijving; ‘openbaar’ kan voor interpretatie vatbaar zijn.”
“Als je iets wil organiseren in de publieke ruimte, of het contact tussen mensen daar wil stimuleren, moet je eerst nagaan wie er komt. Wie maakt gebruik van de ruimte? Welke groepen zijn er actief? En interpreteer daarbij het begrip ‘groep’ zo ruim mogelijk. Want er zijn niet alleen etnische verschillen. Een groep wordt niet -en zeker niet alléén- bepaald door afkomst of huidskleur. Er zijn ook de omwonenden, de jongeren en de ouderen, de mensen die ‘op bezoek’ komen om te winkelen… Hoe verhouden die zich tot mekaar? Hoe gaan die met mekaar om? Dat moet je proberen te lezen. Dat is een werk waar je je tijd voor moet nemen. Je kan dat niet doen door een keer ter plaatse te gaan en een enquête te doen. Je moet een hele tijd ter plaatse blijven.”
Dan rest de vraag natuurlijk nog hoe je de publieke ruimte bestudeert. Dat zou het onderwerp van een jarenlange studie kunnen zijn, maar Ruth Soenen probeert op één namiddag toch enkele belangrijke facetten mee te geven. “Hou er rekening mee dat mensen héél erg gehecht zijn aan privacy, en heb daar ook respect voor. Als je alleen in een treinwagon zit en er stapt iemand op, zal die persoon niet naast je komen zitten. Dat is niet iets van deze tijd waarin mensen mekaar nog nauwelijks kennen, dat is altijd zo geweest. Het heeft ook niks te maken met asociaal of onbeleefd zijn, integendeel juist. Het duidt op een respect voor de privacy van de andere.”
Vluchtig is niet verkeerd
“Wees dus niet te snel met conclusies als mensen of groepen afstand bewaren. Tegelijkertijd is het ook belangrijk om te weten dat vertrouwen geen voorwaarde is voor sociaal contact. Toevallige ontmoetingen kunnen bijzonder hartelijk zijn, zonder dat er meteen een nieuwe groep of een blijvende vriendschap gevormd wordt. Ik kan dat mooi illustreren: ik winkelde in een supermarkt, waar ik mijn zoontje even in een speelparkje kon droppen. Toen ik hem na een halfuur weer oppikte, nam hij afscheid van zijn speelkameraad. ‘Tot nooit meer,’ zei hij. Ik vond dat niet alleen heel mooi, maar ook heel treffend. Het is perfect mogelijk om mekaars beste vrienden te zijn voor een halfuur en mekaar nadien nooit meer te zien. Maar er is bijna geen socioloog te vinden die daar onderzoek naar doet. Moeilijk te begrijpen, want het kluwen van dit soort kortstondige relaties is enorm belangrijk. We hebben véél meer toevallige, vluchtige ontmoetingen dan georganiseerde. Het is net die onophoudelijke kabbelende stroom van vluchtige relaties en contacten die het sociale karakter van een stad of dorp bepaalt. Net omdat sociologen er zo weinig mee bezig zijn, vind ik het belangrijk dat een organisatie als Vormingplus Kempen het wél doet. Want samenzijn, samenkomen of samenleven in een publieke ruimte kan wel degelijk, ook als je mekaar nauwelijks kent.”
Vinger aan de pols
Vormingplus Kempen ondervond dat aan den lijve. Letterlijk. In Geel werden op moederdag ‘free hugs’ (een gratis knuffel) uitgedeeld aan passanten. Het wérkte. Voorbijgangers waren eventjes verbaasd, maar dan aangenaam verrast.
Ruth Soenen: “Die actie is goed omdat ze gekoppeld werd aan moederdag. Anders zou ik er mijn twijfels bij gehad hebben. Je mag mensen immers niet te bruusk overvallen. Maar moederdag is iets heel gekends. Je hebt de free hugs dus gekoppeld aan iets waar men vertrouwd mee is. Dan werkt het wel. Maar van die kleine dingetjes kan het dus afhangen.”
Niet alle plaatsen lenen zich tot een goeie interactie tussen verschillende groepen. Maar moeilijk betekent niet onmogelijk. “Als je merkt dat twee groepen niet goed met mekaar opschieten of zelfs lijnrecht tegenover mekaar staan, is het een slecht idee om één van de twee weg te halen. Wat je moet doen, is er juist een derde of zelfs een vierde groep bij betrekken. Dan veranderen de verhoudingen en wordt de angel er vaak uitgehaald. Maar zulke dingen kan je pas vaststellen als je lang ter plaatse bent. Werken in de publieke ruimte vergt tijd. Zelfs als je een project hebt gedaan en de plaatselijke mensen of groepen zetten het project verder zonder dat je er als vormingswerker nog bij betrokken bent, kan je het niet helemaal loslaten. Ga af en toe nog eens kijken of alles nog goed verloopt. Is er geen groep die de bovenhand heeft genomen? Of die zich juist heeft afgezonderd? Zijn er nog geen conflicten ontstaan? Het is mooi als een werking verdergezet wordt zonder jouw aanwezigheid. Maar hou op een discrete manier toch de vinger aan de pols.”
Voelsprieten
Het welslagen van een project in de publieke ruimte hangt dikwijls af van de mensen die je er in het begin bij kan betrekken. Het is niet gemakkelijk om de juiste personen te vinden. Katrien Loots: “Vormingplus heeft een breed netwerk. We kennen veel mensen. Maar als we ergens iets willen organiseren, komen we toch meestal bij hetzelfde kliekje terecht: de usual suspects die we al kennen. Hoe kunnen we dat doorbreken?”
Het antwoord van Ruth Soenen ligt in de lijn van alles wat ze al vertelde:
“Ga ter plaatse en zet je voelsprieten uit om terecht te komen bij mensen die niet reeds tot je kennissenkring behoren. Ik weet dat het tijd kost, maar die tijd heb je nodig en die brengt op termijn ook op. Denk logisch na en kies een plek uit waar mensen samenkomen. Dat kan een parkeerplek zijn, of een frituur. Ga daar niet zomaar staan, want niemand zal je aanspreken. Doe iets. Begin te tekenen of maak foto’s. Je zal merken dat het niet lang duurt voor mensen je komen vragen wat je aan het doen bent. Wees geïnteresseerd in wat ze vertellen en wat hun zorgen en bekommernissen en hobby’s zijn. Ze zullen je ook vragen stellen, want uiteindelijk kom je op ‘hun’ terrein. Zorg dat je een goed antwoord geeft. Zeg niet dat je de buurt komt bestuderen, want dat schrikt af. Hou een uitlegje klaar waarmee je de mensen warm kan maken, zonder ze natuurlijk iets wijs te maken.”
Small talk
“Ook kinderen zijn een handig middel om tot een contact te komen. Dat ondervond ik op Tram 12. Met mijn zoontje erbij werd ik sneller aangesproken. Small talk over de kinderen, of zelfs over huisdieren, wérkt. Ook dat is een gegeven dat je in het achterhoofd kan houden om vroeg of laat eens iets mee te doen.”
“Noteer en documenteer alles wat je doet en wat je ziet,” besluit Ruth Soenen. “Ook details zijn belangrijk. Het is pas als je nadien al die notities bij mekaar legt en overloopt dat je er lijnen in kan gaan zien. Vaak is dat wel specialistenwerk. Ik zou adviseren om bij iemand te rade te gaan die de lijnen kan ontdekken en de hoofd- van de bijzaken kan onderscheiden.”
Deze tekst verscheen eerder in het Jaarmagazine 2015
Dit kan ook interessant zijn:

Beleef de ruimte
Herover mee plein, park en straat! Dat was het wat provocerende uitgangspunt van Beleef de ruimte, één van…