Samen
naar beter

Nu participatie ook de titel draagt van een decreet, spoeden gemeenten zich om met inspraakprojecten aan de slag te gaan.
De ene keer overtuigd en onderbouwd, te vaak nog overhaast en ietwat halfslachtig, zien geoefende ogen op het terrein. “Er is een soort grondhouding nodig om te participeren: een goesting om samen te werken en écht in dialoog te gaan.”
Dialoog? Graag!
Wij nodigden alvast een burgemeester, een participatiewerker en een journalist uit voor een kietelend panelgesprek.
Sommige participatieprojecten zijn ingrijpender dan andere. Sommige veroorzaken ook meer deining dan andere. De bestuursdeelname van CDE-Vlim.be, de partij van huidig burgemeester van Beerse Bart Craane, werd gegangmaakt door een referendum over de geplande bouw van het Nieuw Dienstverleningscentrum (NDC). Dat moest het administratieve hart worden van de gemeente. Die plannen waren te weinig bevraagd en gedragen, vond de toenmalige oppositiepartij. Ze kreeg de stem van de burger mee. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 verloren de twee meerderheidspartijen N-VA en BEERSEplus samen vijf zetels. Het NDC ging terug naar af.
Een participatief beleidsplan

columnist Guy Tegenbos peilde naar de ervaring met burgerparticipatie
“De gemeenteraadsverkiezingen in Vlaanderen in 2018 leverden twee duidelijke winnaars op: de fiets en de participatie. Die stonden voorop in haast alle bestuursakkoorden. Toch moet het thema participatie hier in Beerse een moeilijke discussie zijn geweest in het bestuursakkoord,” pookt voormalig wetstraatjournalist en De Standaard-columnist Guy Tegenbos lichtjes ondeugend het geheugen op.
“Eigenlijk niet”, klinkt het openhartig bij Bart Craane. “De vertegenwoordigers van BEERSEplus, met wie we vandaag in goede verstandhouding een coalitie vormen, hebben hierin ook toegegeven dat ze het effect niet goed hadden ingeschat. Als de kiezer zo reageert, is het misschien raadzaam om je trajecten en methodieken eens grondig te bekijken. Die aha-ervaring hebben we samen beleefd.”
In die mate zelfs dat het meerjarenplan voor de nieuwe bestuursperiode aangevat werd als een groots participatief proces, vervolgt de burgervader. “Eerst hebben we rond de schepentafel een basisvoorstel uitgewerkt. Daarmee zijn we naar al onze adviesraden gestapt. Onder andere jeugdraad, seniorenraad, gezondheidsraad, milieuraad en verenigingen hebben hun reacties en opmerkingen gegeven. Daar zijn we opnieuw mee aan de tekentafel gegaan, we hebben ons plan aangepast en nadien weer teruggekoppeld. Zo is heel ons beleidsplan tot stand gekomen.”
Raden opzij?
Merkwaardig, vindt Guy Tegenbos met een schalkse blik naar Avansa Kempen-medewerker Katrien Loots. “In mijn eigen woongemeente Herentals zijn jullie met Avansa toch komen pleiten om die raden opzij te zetten?”
“‘Pleiten’ zou ik het zeker niet noemen”, pareert Katrien spontaan. “In Herentals zat men wél met de vraag: hoe kunnen wij meer uit onze adviesraden halen? Hoe maken we ze diverser, zowel qua samenstelling als qua thema’s? Een verzuchting die we overigens ook oppikken bij heel wat andere gemeentes. Dus zijn we samen gaan zoeken naar een bredere en meer representatieve structuur voor de raden.”
“Een nieuw model dat je intussen ook elders toepast?”, is de vragensteller nieuwsgierig.
“Zo simpel is dat niet”, fluit Katrien haar tafelgenoot met de glimlach terug. “In Herentals hadden enkele trekkers een sterke achterliggende visie ontwikkeld, waaraan wij dan methodieken hebben gekoppeld. In veel andere gemeenten is die visie veel minder scherp. Uiteraard klinkt het veel beleidsmensen goed in de oren: we laten de burger deelnemen aan het bestuur. Maar participatie heeft goede, sterke doelen nodig: wat wil je precies bereiken? Met wie? Welke middelen heb je daarvoor veil? Zolang je die afbakening niet glashelder gemaakt hebt, moet je niet naar de burger stappen. Anders blaast die je meteen van de sokken.”
Een visie als een autostrade
Beerse heeft duidelijk wel een strakke visie rond participatie op zak, merkt Guy Tegenbos op. Na de try-out met het meerjarenplan, ontsproten daar immers nog verschillende projecten. Wat is precies de voedingsbodem, vraagt de journalist zich af?

Foto © Chris Stessens
“De gemeente Beerse heeft typisch een nogal ‘wispelturig’ kiespubliek”, wikt Craane zijn woorden. “Al vijfentwintig jaar lang wisselt bij elke nieuwe legislatuur de bestuursmeerderheid. Dat betekent ook dat elke zes jaar een stapel plannen in de vuilnisbak gaan. Op termijn is dat heel moeilijk werkbaar, zowel voor ambtenaren als voor het beleid. Bovendien dient het de burger niet. Dus hebben we gezegd: we moeten een visie hebben die ons voor pakweg twintig jaar continuïteit geeft, over de bestuursperiodes heen. Daarvoor hebben we het beeld gebruikt van de autostrade: de richting en de bestemming zijn duidelijk, maar onderweg kan je nog van rijvak veranderen.” De virtuele autostrade wordt uitgegraven aan de hand van vier visieoefeningen.
In deel één worden experts, burgers en verenigingen betrokken om inzichten en expertise te verzamelen, deel twee wordt afgeklopt door de politiek. De gemeenteraad, inclusief oppositie keurt de vier visies unaniem goed.
“Werkelijk?”, staat Tegenbos verbaasd. “Daar stond ik zelf ook versteld van”, repliceert Craane. “Want ik ben me ervan bewust dat samenwerking nog meer inspanning vraagt van een oppositie dan van een meerderheid. Maar participatie is altijd iets opofferen. Ik heb het ook aan mijn eigen achterban moeten uitleggen. Want het voelt best contra-intuïtief: ‘Nu hebben we het eindelijk voor het zeggen en nu geven we het uit handen’. Maar mijn overtuiging is dat die benadering zijn vruchten afwerpt, zowel intern als naar buiten toe. Burgers hebben behoefte aan eendracht, ze zijn de kibbelkabinetten beu.”
Cocreëren met de ruggensteun van het beleid
Op politiek niveau is dit een mooi voorbeeld van cocreatie, kadert Katrien. Het nieuwe skatepark in Beerse is dan weer een goede illustratie van cocreatie in samenwerking met burgers. “Als ik Bart goed begrijp, is dat een verregaand traject geweest, waarbij de jongeren zelf het bestek mochten bepalen, als jury optraden voor de ingediende dossiers en bewust een project selecteerden. Mijn persoonlijke bedenking is wel waarom participatie voor iets als een skatepark blijkbaar altijd toch een stukje makkelijker ligt voor een college dan bijvoorbeeld de aanleg van een nieuw speelpleintje of wijkvoorziening. Wellicht gaat het dan over het scheppen van precedenten die ook grotere budgettaire gevolgen hebben.”
“Klopt, een skatepark is ook in die zin meer beheersbaar”, stemt Bart Craane in. “Maar ook met budgetten kan je participatief te werk gaan. We hebben bijvoorbeeld een kinderen- en jongerenbegroting, waarbij de doelgroep voor een totaalbudget van 40.000 euro vrij projecten mag indienen. Wij maken de selectie, zij verwezenlijken. Aan de wijkraden stellen we dan weer een burgerbudget ter beschikking voor kleine buurtprojecten of gezamenlijke aankopen. De ambtenaar fungeert als procesbegeleider. Op de verenigde wijkraden is ook altijd de verantwoordelijke schepen aanwezig.”
Die traditie van wijkraden in de gemeente is toch wel een uitzonderlijk voorrecht, meent Guy. En een representatie van ambtenaar plus schepen is toch ook niet alledaags? “Zeker niet”, weet Katrien Loots. “De deelname van een ambtenaar aan de adviesraad is vrij standaard, maar de schepen is zeker niet altijd vertegenwoordigd. Toch is dat een heel belangrijke stap om te kunnen samenwerken, om elkaar te leren kennen, verantwoordelijkheden te delen en vertrouwen op te bouwen. Het maakt deel uit van een soort grondhouding die nodig is om te kunnen participeren of anderen te laten participeren: de goesting om samen te werken en écht in dialoog te gaan.”
Werken aan vertrouwen
Participatie ‘voor de schijn’ is toch nog een regelmatig voorkomend fenomeen, stelt de sociaal-cultureel werker vast. Door een gebrek aan tijd, mensen, middelen, of goesting. “We zien dat er heel wat projecten worden opgezet, maar de uitvoering is vaak maar halfslachtig, omdat er eenvoudigweg niet voldoende feel is. Maar als een burger niet het gevoel heeft dat er echt geluisterd wordt, riskeert participatie te stranden in onbegrip en conflict.”
In sommige verhalen ligt meer ruimte voor conflict verscholen dan in andere, prikkelt Guy Tegenbos nogmaals de geesten.
“Bart, hoorde ik jou daarstraks in die zin geen verwijzing maken naar het dossier rond de ontsluiting van de kanaalzone in Beerse?” “Dat is inderdaad een van de projecten die onze volle aandacht heeft”, klinkt het. “Bij een mobiliteitsvraagstuk heb je altijd zoveel belanghebbenden dat de situatie quasi zonder uitzondering moeilijk ligt. Een korte schets: er waren oorspronkelijk twee tracés denkbaar. Met onze partij hebben we altijd gepleit voor een parallelweg, maar die optie werd door het vorige bestuur verlaten. In de huidige bestuursperiode moesten we tot onze teleurstelling vaststellen dat er geen weg terug meer was. Dus zijn we mensen moeten gaan vertellen dat de ontsluiting dan toch via hun straat zou gebeuren. Inspraak rond de kern van de zaak was niet meer mogelijk, enkel nog rond de optimale randvoorwaarden.”
“En iedereen ging akkoord?”, oppert Guy. “Het dossier ligt nu bij de Raad van State,” luidt het antwoord, “omwonenden dienden klachten in.”
“De vraag is nu: waar zit precies het hart van het conflict?”, sluit Katrien aan. “Met conflicten op zich is niets mis, ze zorgen voor discussie, en discussie is perfect voor participatie. Alleen: als het conflict niet meer op de inhoud zit maar een paar lagen dieper – op de relationele laag tussen burger en gemeente – dan heb je een probleem. Dan is er sprake van een vertrouwensbreuk. Om het cru te stellen: ik denk dat mensen zich hier wat bij de neus genomen voelen. Eerst hadden ze nog de indruk medezeggenschap te hebben in de beleidskeuze. Later kregen ze te horen van: ja, nee, misschien. En uiteindelijk dan toch maar nee.”
In een participatietraject is het ontzettend belangrijk om de rol en verantwoordelijkheden van de betrokken partijen van bij het begin helder te zetten, benadrukt Katrien. “Vooraleer je ergens nog maar aan starten denkt: zet alle mogelijkheden op een rijtje, schrap de opties waarvan je zelf al weet dat ze niet zullen lukken, en begin dan pas te communiceren. Heldere communicatie is alles, maar het is het moeilijkste wat er bestaat.”

De ratio’s op elkaar afstemmen
En zelfs al ligt de autostrade er klaar en duidelijk, over de verschillende legislaturen heen zullen er toch altijd onverwachte afritten genomen worden, merkt Tegenbos op. Participatie betekent ook niet dat je sowieso tot overeenstemming komt. “Maar dat verwacht men wel”, weet Bart Craane. “Zeker in dossiers waar mensen echt iets te verdedigen hebben. Want het gaat over hun stukje grond, hun rust, hun uitzicht. In een dergelijke context komen mensen niet participeren met de ingesteldheid ‘we maken samen iets’, wel ‘ik wil vooral niet verliezen’.”

De ratio van een gemeente is niet altijd afgestemd op die van de burger, gaat Katrien akkoord. “Dat maakt participatie ook allesbehalve evident. Van inwoners wordt verwacht – en het wordt hen in het beste geval ook goed uitgelegd – dat ze hun eigenbelang opzij zetten en meedenken in functie van het hogere doel. Maar daar hebben burgers begrijpelijk weinig oren naar in het geval van ‘participatie bij slecht weer’. Gemeenten dreigen dan weer te vergeten dat ze bereid moeten zijn om werkelijk verbinding te maken met de burger. Dat vraagt een gigantische aanpassing van je structuur, je mentaliteit, je manier van beleid maken.”
Valt er een conclusie te trekken, polst Guy? Bespaart participatie geld? Of tijd?
“Tijd niet, geld misschien wel”, maakt de burgervader de balans. “Maar vooral: het bespaart veel kopzorgen. En wat mij betreft levert het wel degelijk ook iets op.”
“In een goed participatietraject realiseer je dingen waar je als bestuur, administratie of technisch bureau op je eentje niet zou toe komen. Ik denk met name aan het project Laakland, een stukje overstromingsgebied dat we samen met de provincie en het Regionaal Landschap Kleine en Grote Nete herinrichten. De imker die daar met ideeën komt, de fietser die suggesties doet of de inbreng van bewoners van het naburige woonzorgcentrum, dat opent zoveel meer vensters dan alleen je eigen dakraam.”