Samen
naar beter

Diversiteit heeft veel gezichten. En voortaan ook heel herkenbare, als je het vraagt aan de grootouders die deelnamen aan het intercultureel ontmoetingsproject ‘Het Kleine Geluk’ in het Lokaal Dienstencentrum Luysterbos in Geel.
Niet toevallig sluit die gedachte ook perfect aan bij de filosofie van het festival Zuidergekte, een vijfjaarlijks evenement dat de stad Geel organiseert in samenwerking met de derdewereldraad en dialoogplaats ’t Origineel. Het uitgangspunt is volgens de initiatiefnemers eerder simpel dan geniaal: een lente en een zomer lang inspireren Geelse inwoners, organisaties, bedrijven en verenigingen elkaar om zoveel mogelijk activiteiten op touw te zetten rond het thema gemeenschap en solidariteit.
Daar konden ze in het Sociaal huis en Lokaal Dienstencentrum Luysterbos wel wat mee, dachten ze. Dus sloegen ze aan het brainstormen over hoe ze vanuit hun eigen werking konden laten zien dat mensen, hoe verschillend ook, toch altijd een connectie kunnen vinden. Keken ze om zich heen dan lag het antwoord eigenlijk voor het rapen. Want was het grootouderschap niet zo’n element van verbinding?
Over het verloop van het project ‘Het Kleine Geluk’ laten we het woord aan diensthoofd sociale zorg Eric Bergs, diensthoofd gelijke kansen Sepp Van der Veken en sociaal-cultureel werker Katrien Loots van Vormingplus.
Hoe heeft ‘Het Kleine Geluk’, in de schoot van Zuidergekte, concreet vorm gekregen?

Eric: “Dat is toch wel een beetje een zoektocht geweest. Het behoort niet meteen tot de kerncompetenties van ons dienstencentrum om zo’n initiatief te coördineren. Maar de overtuiging was er wel dat we met onze werking iets waardevols konden bijdragen aan het festival. Vanuit het centrale thema van verbondenheid en grootouderschap wilden we een krachtig verhaal brengen dat we ook konden vertalen naar de buitenwereld. Zo zijn we op het idee gekomen om een cultureel diverse groep grootouders bijeen te brengen en hen samen te laten spreken over de dingen die hen bezighouden. Niet één of twee keer, maar in een traject van een tiental ontmoetingen waarbij ze elkaar echt konden leren kennen. Daar wilden we dan later verslag over uitbrengen in een brochure en een tentoonstelling.”
“Verstandig van ons, al zeggen we het zelf (lacht), is dat we vooraf een stevig scenario hadden uitgeschreven van hoe we ons project zouden aanpakken. Dat heeft ons de nodige houvast gegeven. We hebben er met Vormingplus al snel meer expertise bijgehaald en in de werkgroep zat ook een medewerker van de dienst gelijke kansen en bij gelegenheid de seniorenconsulent.”
Bij Zuidergekte zagen jullie die nieuwe partner wellicht graag komen?
Sepp: “Absoluut. Met het festival betrekken we heel graag ook de organisaties die interculturele solidariteit níet op hun dagelijkse agenda hebben staan. Een paar grote activiteiten vormen het uithangbord, maar verder tellen vooral al die kleine dingen die tussendoor gebeuren door verenigingen en inwoners. Zuidergekte is niet het verhaal van de grote maatschappijverandering, wel van het kleine ontmoeten. Het project van Luysterbos is daar een heel warm voorbeeld van.”
Welke grootouders hebben jullie kunnen overtuigen om deel te nemen?
Katrien: “We vonden dat het alleen een rijke ervaring kon worden als er effectief diversiteit zou zijn onder de deelnemers. Uiteindelijk konden we elf grootouders engageren om de hele reeks tot het einde toe te volgen. Het mooie was dat je zeker niet kon spreken van enerzijds een ‘Vlaamse’ groep en anderzijds een ‘etnisch-culturele’. Zo had je bijvoorbeeld Gulizar die met haar gezin uit Koerdistan naar België is gevlucht. Of de Vlaamse Eliane die getrouwd is geweest met een Marokkaanse man. Mai en Yves hebben een schoonzoon met een ‘vreemde’ familienaam, Lidiya is afkomstig uit Kazachstan en heeft een Duitse moeder en Oekraïense vader, en Jan is priester en heeft twee Afrikaanse adoptiezonen. Je ziet: moeilijk om daarin het onderscheid Vlaams-allochtoon nog te maken.”

Waarover is het tijdens de bijeenkomsten gegaan?
Sepp: “Dat is volgens mij ook het bijzondere aan dit project. Er is juist níet vertrokken vanuit de typering ‘allochtoon’ of ‘autochtoon’, maar van het gegeven: we zijn allemaal grootouders en in die gemeenschappelijke deler kunnen we elkaars eigenheid ontdekken. Vaak hebben we de neiging om contrasten uit te vergroten en over anderen te denken alsof ze een homogene groep zijn. Maar leren we elkaar dan écht kennen, dan blijkt dat al onze identiteiten mozaïeken zijn.”
Eric: “De deelnemers hebben de koetjes en kalfjes al vrij snel achter zich gelaten. Dat hadden we ook vooropgesteld: om geen enkel taboe uit de weg te gaan. We wilden het bijvoorbeeld hebben over rechtvaardigheid, veiligheid, respectvol samenleven en eerlijke verdeling van rijkdommen, maar ook over onze ‘Vlaamse identiteit’ en allerhande vooroordelen over onze en andere culturen.”
Katrien: “Wat heel vaak terugkwam, was hoe grootouders – ook via hun kinderen en kleinkinderen – strijden met hun gevoel van eigenwaarde in een maatschappij die van alle kanten aan hen trekt. Mai, zelf volbloed Vlaams, gaf bijvoorbeeld aan hoe bezorgd ze is dat haar kleinkinderen later misschien wel zullen gediscrimineerd worden met hun Afrikaanse afkomst. Gulizar vertelde over haar dochter die haar zoontje liefst arts of ingenieur ziet worden, zodat hij alle kansen krijgt. Vaak ging het ook over fundamentele menselijke gevoelens. Tijdens een bijeenkomst sprak iemand over de zelfmoord van zijn kind en wat dat met de kleinkinderen deed. Heel sterk. De kern van de verhalen was zo herkenbaar dat het de verschillen al heel snel deed vervagen.”
Hoe moeilijk was het om de dialoog te voeren?
Katrien: “Opmerkelijk genoeg kwam die vrijwel spontaan tot stand. Er werd ook echt wel heel open gediscussieerd. Soms keken Ellen (projectcoördinator Luysterbos, n.v.d.r.) en ik elkaar aan en lazen we van elkaars gezicht af: wow, waar hebben ze het nu over, dat is toch wel spannend? Maar daar waren de deelnemers blijkbaar helemaal niet verrast over. Dat is misschien wel een vooroordeel van mensen in de sector. Wij denken nogal snel: ‘Oei, we gaan hier mensen samenbrengen, dat gaat moeilijk zijn.’”
Sepp: “Vanaf het moment dat het klikt, is het ook eigenlijk niet meer aan ons. Professionals in het begeleidingswerk vinden soms: als ik een relatie opzet met mensen dan worden dat een beetje ‘mijn vrijwilligers’ of ‘mijn doelgroep’. Maar mensen zijn van niemand. Eens ze een connectie hebben gemaakt met elkaar, hebben ze je goedkeuring niet meer nodig. Tijdens de periode van Zuidergekte zien we dat ook: hoe netwerken openbreken en inwoners met een diverse achtergrond zich op allerlei manieren beginnen te engageren.”
Hebben jullie de indruk dat het dienstencentrum nu ook wat meer bekendheid heeft gekregen bij een ietwat ‘diverser’ publiek?
Eric: “Die hoop hadden we inderdaad ook wel zijdelings met het project. Is daar al meteen een grote verandering in merkbaar? Nog niet spectaculair. Maar de mensen uit het groepje hebben hun weg naar het centrum alvast gevonden. Ze beginnen zich ook al een beetje als ambassadeurs te gedragen. Misschien ontwikkelt zoiets zich ook niet helemaal vanzelf en moeten we hier en daar nog een zetje geven. Dat vinden we prima, alles begint klein. Het is die eerste goeiedag die vaak zoveel bepaalt.”
Dit kan ook interessant zijn:

Het Kleine Geluk
Gelenaars zijn wereldburgers. Iedereen met zijn verhaal, met uitgesproken ideeën en talloze talenten.