Samen
naar beter

Sociaal, participatief en duurzaam: samenhuizen omhelst heel wat leuke aspecten. We vroegen enkele specialisten naar hun ideeën daarover in het iconische Huis Schellekens.
De voorbereiding
Cohousen doe je met een groep mensen. Maar moet je die kennen voor je eraan begint? En begin je met een plan, of met een groep? Van start gaan, is niet altijd gemakkelijk.
Ken Dupont: “Of mensen die willen nadenken om samen te cohousen, mekaar van tevoren al kennen of niet, heeft weinig belang. Het belangrijkste is dat de wil er is om samen iets te bereiken. Om samen achter eenzelfde globaal idee te staan, waaraan dan natuurlijk tijdens het proces nog geschaafd moet worden.”
Tom Lagast: “Klopt. De wil om het te doen, is de enige voorkennis die nodig is. Dat basisengagement is het uitgangspunt. Beginnen doe je best met een groep, niet met een gebouw of een plan. Je kan als groep beter aan een plan bouwen dan een plan hebben waar je een groep in moet passen.”
Peter Vanommeslaeghe: “Juist. Je begint met de vraag wat je wil gaan doen, niet met een uitgewerkt plan.”
Tom Lagast: “Ik zeg niet dat dat laatste onmogelijk is, maar het is zeker moeilijker. Zowel in de theorie als in de praktijk. Want in de praktijk merken we dat projectontwikkelaars de particulieren dikwijls te snel af zijn. Ik geef een voorbeeld. Als ergens een leegstaand schoolgebouwtje te koop staat, dat in principe ruimte kan bieden voor enkele woningen en een gemeenschappelijke tuin, is een projectontwikkelaar daar doorgaans sneller bij dan een groep mensen die zich eerst nog moet organiseren. Ook projectontwikkelaars kopen vaak oude industriegebouwen, lege scholen en oude kloosters. Want dat patrimonium is er wel en regelmatig doen ze er heel interessante dingen mee. Tegen dat soort professionele organisaties delf je als cohousinggroep echter gewoonlijk het onderspit.”
De groep
“Er zijn geen minima of maxima. Maar 12 personen, of iets meer, is ideaal.”
Hoe ziet de ideale groep eruit? Groot? Klein? Oud? Jong? Gemixt? Waar moet naar gestreefd worden bij de samenstelling van de groep?
Peter Vanommeslaeghe: “Je streeft nergens naar. Je neemt het zoals het is. De groep is de groep, hoe die er ook uitziet. Daarmee ga je verder; begin je te bouwen aan het project. En onderweg zie je wel wie afhaakt of erbij komt. Zo gaat het in de praktijk. Een gemixte groep heeft voordelen, dat wel.”
Tom Lagast: “De ervaring leert dat een groep van 12 gezinnen, of iets meer, ideaal is. Veel groter moet de groep niet zijn. Ik begeleid een groot project met 60 geïnteresseerden. Ook dat kán. Maar makkelijker wordt het er niet op. Vergaderen rond de keukentafel of snel een paar telefoons doen, is er dan niet meer bij. Je moet een zaal huren en de besluitvorming en inspraakmomenten volgens procedures laten verlopen. Bovendien ga je bijna zeker subgroepen krijgen als je met zoveel bent. Dat is niet altijd wenselijk. Te veel is dus niet handig, maar soms wel noodzakelijk. Te weinig ook niet, want dan kan een groep snel in de problemen komen als iemand afhaakt. Maar maxima of minima zijn er niet.”
Ken Dupont: “Ik ken een cohousingproject van slechts 3 gezinnen. Zij kiezen voor een luxueuze vorm van cohousen en delen bijvoorbeeld een stoombad. Waarom niet? Ook dat is een vorm van cohousen, zij het een beperktere.”
Martine Coppieters: “Als een groep bestaat uit mensen met veel verschillende talenten en capaciteiten, is dat een voordeel. Maar het is geen noodzakelijke voorwaarde. Bovendien zijn alle mensen verschillend en heeft per definitie iedereen zijn eigen talenten. Het is vooral zaak om iedereen zich goed te laten voelen in de groep. Dan komen ieders talenten vanzelf wel naar boven. Anders gezegd: ieder heeft zijn talenten. Het is aan de anderen in de groep om die te erkennen, te waarderen en maximaal te benutten.”
Ken Dupont: “Iedereen kan inderdaad wel wat. De ene heeft het in zich om met overheden en beleidsverantwoordelijken te gaan praten. Dat is handig. Maar iemand anders kan verantwoordelijk zijn voor het bijhouden van tientallen sleutels van gemeenschappelijke gebouwen. Of om op de kinderen te letten als de anderen vergaderen. Dat is even nuttig.”
Tom Lagast: “Een mix van verschillende leeftijden is ook heel belangrijk. Dat bewijst ‘De Haringrokerij’ in Antwerpen nu. De Haringrokerij was pionier; misschien wel het eerste grootschalige cohousingproject in ons land. Een groep dertigers kocht dertig jaar geleden een oude haringrokerij en ging er samenhuizen. Nu zijn ze allen in de zestig en zoeken ze een nieuwe, aangepaste en kleinere site om te cohousen en willen ze de bestaande site in zijn geheel overlaten aan een nieuwe groep, tot op heden zonder succes. De Haringrokerij was en is een schitterend project, maar het toont aan dat er indertijd te weinig aandacht gegaan is naar het streven naar een mix van leeftijden. Als alle leeftijdsgroepen vertegenwoordigd zijn, zal regelmatig een ouder koppel afhaken en een jonger koppel in de plaats komen. Nu haakt in De Haringrokerij iedereen tegelijk af. De complete site moet nu nieuwe bewoners krijgen, terwijl dat anders geleidelijk en spontaan gebeurd zou zijn.”
De afspraken
“Een leidersrol mag niemand opeisen. die komt Meestal toch spontaan bij iemand terecht.”
Een groep moet overleggen. Daar zijn afspraken voor nodig. Hoe kom je tot een besluitvorming? Hoe vind je de grootste gemene deler in een groep met verschillende interesses en belangen?
Tom Lagast: “Een organisatie vereist leiderschap. Meestal is dat niet zo’n probleem, zolang die leider maar op een spontane manier die voortrekkersrol krijgt aangemeten. Een groep waarbij één persoon te dominant is en alles naar zich toe wil trekken, is gedoemd om vroeg of laat te imploderen. In de meeste gevallen ontstaat een ‘leider’ spontaan. In elke groep zit wel iemand die het organiseren beter in de vingers heeft dan de anderen. Er zijn mensen die de voortrekkersrol aankunnen, net zoals er mensen zijn die die rol juist niet op zich willen nemen. Dat is een puzzel die doorgaans vanzelf wel gelegd wordt.”
Leen Apers: “De groep zelf heeft een grote vrijheid. De betrokkenen kunnen zelf aangeven hoe ze willen vergaderen en tot besluiten willen komen. Vaak zie je dat de dynamiek binnen de groep ook wijzigt tijdens het traject dat afgelegd wordt. Terwijl ze praten over cohousing, komt er bijvoorbeeld ter sprake dat er ook een auto kan gedeeld worden.
Afspraken en agendapunten hoeven dus niet te strikt vastgelegd te worden. Een groep leeft en inzichten wijzigen. Dat maakt deel uit van het proces. Laat ruimte om tijdens het traject bij te sturen en aan te passen.”
Ken Dupont: “Klopt. Extra voorwaarden zoals ‘we gaan ook autodelen’ moet je niet vooraf aan je project koppelen. Als die wens of die behoefte bestaat, duikt ze vroeg of laat wel op.”
“Het is trouwens niet zo dat je moeilijker tot goede afspraken komt als je groep groter wordt. Met 2 of met 3 sta je sneller lijnrecht tegenover mekaar dan met 12 of 15. De wil om toe te geven, is bovendien kleiner omdat het gevoel dat er één winnaar en één verliezer zal zijn, sterker aanwezig is. Als je met 15 mensen moet overeenkomen, beseft iedereen wel dat hij zijn persoonlijke wil niet zal kunnen doordrijven en is iedereen veel meer geneigd om naar de grootste gemene deler te zoeken.”
Het proces
Cohousen is niet de meest voor de hand liggende woonvorm. Er moet een hoop geregeld en besproken worden. Reken gerust op een paar jaar voor een project gerealiseerd is. Het proces vergt tijd, geduld en energie. Hoe wandel je zo vlot mogelijk door het lange traject?
Ken Dupont: “De betrokkenen moeten vooraf goed weten waar ze aan beginnen. Het stellen van onrealistische doelen en verwachtingen heeft nefaste gevolgen. Een groep zal dan alleen bedrogen uitkomen en gedesillusioneerd uit mekaar vallen. Samenhuizen vraagt veel van alle betrokkenen. Ook van de architecten, trouwens. Inzet, motivatie, participatie, bereid zijn om voortdurend bij te sturen: je mag dat van de potentiële bewoners verwachten, maar even goed van de professionelen die bij het project betrokken worden.”
Peter Vanommeslaeghe: “Dat de realisatie van een project meestal lang duurt, is een dubbel nadeel. Ten eerste hebben niet alle mensen zoveel tijd en vinden ze intussen soms een andere, geschikte woning. Dat heeft lang niet alleen met een gebrek aan geduld te maken. Ten tweede veranderen de noden van een gezin ook met de jaren. Wie kleine kinderen heeft, is vooral blij met een grote, gemeenschappelijke tuin en met veel speelkameraadjes voor de kinderen. Maar als een project jarenlang aansleept, zijn op het ogenblik van de realisatie diezelfde kinderen tieners geworden die zich graag terugtrekken en liever zoveel mogelijk privacy hebben. Een gezin zonder kinderen kan kinderen hebben vooraleer het project verwezenlijkt is.”
Leen Apers: “Het is daarom goed dat je niet alleen één groot doel stelt. Hak het in verschillende kleine stukjes en ga in fasen tewerk. Dat verhoogt het enthousiasme. Telkens je een fase kan afronden, krijg je een boost.”
Tom Lagast: “Het begin is het moeilijkste, maar gelukkig is dan het enthousiasme nog heel groot. Daarna begint de lange duur soms zwaar te wegen, maar met elke fase die je kan afvinken, sta je letterlijk een stap verder. Het is noodzakelijk om de groep te blijven motiveren. Een cruciale mijlpaal is de site zelf. Eens die verworven is, wordt alles plots visueel. Tot je echt samen iets gekocht hebt, lijkt het alsof je in het ijle praat, al is dat natuurlijk niet zo. Woonmaatschappijen zoals DE ARK zijn daarom belangrijk als facilitator. Zij hebben een site en ze nemen de zorg voor de financiering op zich. Dan komt alles direct een stap dichterbij.”
Woonvorm van de toekomst
Cohousing lijkt alleen maar voordelen te hebben. Het is milieuvriendelijk, sociaal, tijdbesparend… Het kan een oplossing bieden voor singles, eenoudergezinnen en bejaarden en het is misschien een antwoord op de woonproblematiek.
Peter Vanommeslaeghe: “Laten we het ook niet mooier voorstellen dan nodig. De eerlijkheid gebiedt ons te zeggen dat cohousing ook niet voor iedereen de ideale oplossing is. Voor veel mensen gaat dergelijke vorm van samenwonen toch nog te ver. Anderzijds zal iedereen stilaan toch wel inzien dat de tijd waarin ieder denkt recht te hebben op zijn losstaande woning met afgesloten tuin, definitief voorbij is. Zoveel plaats is er niet meer.”
Ken Dupont: “Ik neem de enquête voorzichtigheidshalve met een korrel zout, want ik weet niet hoe ze precies opgemaakt was, maar uit een algemene bevraging is gebleken dat 30% van de mensen geïnteresseerd zou zijn in cohousing.”
Peter Vanommeslaeghe: “Zelfs al is het maar 1%, dan gaat het nog om 70.000 gezinnen. Het potentieel is dus enorm. Nederland en Scandinavië staan een stuk verder dan Vlaanderen, maar ook bij ons groeit toch het besef dat cohousing een zeer interessante woonvorm is voor een grote groep mensen. Het aantal singles en éénoudergezinnen neemt toe. Financieel en organisatorisch hebben zij het moeilijk om alles alleen te doen. Cohousing is voor hen interessant. Ook voor mensen die al wat ouder zijn. Cohousing biedt de mogelijkheid langer zelfstandig te kunnen wonen.”
Tom Lagast: “Ik stel vast dat mensen die nog schrik hebben van cohousing de zaken wel eens te zwart-wit voorstellen. Als je een rijhuis koopt, moet je even goed afspraken maken en met je buren overeenkomen. Het is geen kwestie van alles of niks. Bij cohousing moet je niet alleen afspraken maken over wat je gaat delen, maar zeker ook over wat je strikt privé wil houden en hoe ver je privacy gaat. De grenzen van je privacy zijn even belangrijk als de grenzen van je huis, je grond of je tuin. En het is niet omdat je grenzen openstelt of omdat je gemeenschappelijk bezit hebt, dat je meteen je privacy moet opgeven. Juist niet: met te weinig privacy zijn de meeste projecten ten dode opgeschreven. Dan krijgt het meer het karakter van een commune dan van cohousing.”
Peter Vanommeslaeghe: “We stellen vast dat ook de overheden nu meer interesse tonen in cohousing dan vroeger. De contacten met schepenen en ambtenaren verlopen steeds beter en komen steeds vaker voor. Sinds 2011 ondersteunt de Vlaamse Overheid trouwens structureel de koepelorganisatie ‘vzw Samenhuizen’ met subsidies.”
Ken Dupont: “De lokale overheid heeft een grote invloed op het al dan niet slagen van projecten. Dat in Antwerpen veel projecten mislukken terwijl er in Gent juist veel verwezenlijkt worden, zegt veel. Maar in het algemeen is de bereidheid, zowel bij de lokale als de bovenlokale overheid, om cohousing te faciliteren wel gestegen. Dat klopt wel. Maar er is nog een grote weg af te leggen. In Vlaanderen is de maximale privacy altijd gepromoot. Wie het een klein beetje gemaakt had in het leven, kon zich een eiland voor zichzelf permitteren. Zo werd het altijd voorgesteld. Dat idee zit nog diep ingebakken bij velen. Tot iedereen op zijn eiland zit en de behoefte aan meer collectiviteit weer begint te stijgen. Dat punt is enkele jaren geleden al bereikt. Ook wat dat betreft, is de tijd rijp voor cohousing.”
Dit kan ook interessant zijn:

Cohousing in Schorvoort
Huurders en kopers gaan in Schorvoort gemeenschappelijk wonen. We lieten ze met elkaar kennismaken.