Samen
naar beter

Vorig jaar begeleidde Avansa Kempen het project Klimaatmakers. Een samenwerking tussen IOK, Avansa en 2 pilootgemeenten: Olen en Laakdal. Het doel van het project is om samen met burgers de CO2-uitstoot naar beneden te halen.
Het was dus van bij het begin de bedoeling dat burgers mee het heft in handen kregen. Ze konden zelf ideeën formuleren, in dialoog gaan met elkaar en met het lokale bestuur, zelf acties uitwerken e.d.m. Met Elke Tweepenninckx, schepen in Olen van onder meer Burgerparticipatie, milieu en duurzaamheid en Tine Symoens, klimaatmaker in Olen, blikken we terug op hoe zij het tot nu hebben ervaren om burgers te betrekken bij het beleid.
Elke Tweepenninckx: IOK heeft het project samen met Avansa opgestart en dat zorgde voor een goede start. Avansa heeft een aantal methodes toegepast om het proces op gang te krijgen en dan is dat heel geleidelijk overgedragen aan de gemeente. Wij hadden in het begin van de legislatuur in het meerjarenplan al een functie voor een participatiemedewerker ingeschreven. Die functie is intussen ingevuld en die persoon heeft dat nu overgenomen, samen met de milieuambtenaar. Het was ook goed dat het binnen de eigen organisatie ligt. Als je participatief wil werken, denk ik dat je echt van binnenuit moet beginnen. Je kan wel bestaande methodieken gebruiken, maar idealiter gaan je eigen mensen daarmee aan de slag. En dan kan het zich verspreiden over je ambtenaren. Die moeten daar inhoudelijk aan kunnen meewerken. Die overschakeling is een spannend moment geweest. Maar nu hebben we toch 35-40 klimaatmakers in onze gemeente.
Tine Symoens: Wat ook bijzonder is, is dat de start is gebeurd tijdens de coronaperiode. We moesten dus online starten.
Elke: We hebben dat eerst een paar keer uitgesteld, omdat we dachten: “we gaan dat nu toch niet online doen.” Maar uiteindelijk is dat goed gelukt. Er was veel belangstelling. We hebben daar mensen bereikt die we anders niet hadden bereikt. Dat was nieuw. Dat nemen we nu mee naar andere trajecten. Jonge gezinnen met kinderen gaan bijvoorbeeld om 19.30u makkelijker inloggen dan dat ze een babysit regelen om nog ergens naar een lezing te gaan. Of mensen die wel bij Olen betrokken zijn, maar die die avond niet in de gemeente zijn. Er zijn mensen die mij letterlijk hebben gezegd dat als het niet online was, ze nooit hadden deelgenomen.
Tine: Daardoor kreeg je ook een waaier van leeftijden, van opa’s en oma’s tot tieners. Zo zijn we begonnen met 72 mensen die interesse toonden. Maar sommigen stoten gaandeweg op praktische beperkingen, kunnen zich niet zo makkelijk vrijmaken en zijn dus niet verder kunnen gaan. Geïnteresseerden mochten zelf een groep kiezen waar ze deel van willen uitmaken, naargelang hun interesses, vaardigheden en achterliggende kennis. Daar kan je dan je ideeën aanbrengen, praktisch helpen om die ideeën in acties om te zetten en uit te werken. Sommigen hebben daar geen tijd voor. Anderen nemen dat op zich en zo is bijvoorbeeld de zaadbomenactie er gekomen.

Elke: Met het schepencollege is er ook een heel voortraject geweest, wat ook heel belangrijk is. De schepenen kregen daarin een soort van opleiding over participatie. Voor mij is participatie de reden waarom ik in de politiek ben gegaan, dus voor mij is dat parate kennis. Maar dat was niet voor iedereen zo. Ze stonden er wel voor open, maar het was allemaal nieuw. De principes zijn heel langzaam aangebracht en uitgelegd. Vooral is de nadruk gelegd op het bepalen van het speelveld. Waar zullen burgers inspraak hebben? Over welke onderwerpen? Op welke manier? Tot op welke hoogte? Wat beslissen ze? Tot waar beslissen ze? Hoe wordt beslist? Hoe gaan we daarmee om vanuit het college? Dat zijn allemaal zaken die wij hebben vastgelegd, voordat we eraan begonnen. Dat was vrij intensief.
Tine: Maar dat was ook goed om dan in te kunnen spelen op wat er vanuit de burgers komt. Want als je als bewoners gaat samenzitten voor zo’n participatief project, dan komen er een heleboel ideeën. Er wordt gebrainstormd: en we gaan dit doen en we gaan dat doen. Maar ja, je kan niet alles realiseren. Dus je moet dan redelijk snel kunnen overleggen met het bestuur om te weten wat er haalbaar is. En dan hebben we gevoeld dat zowel het bestuur als de administratie redelijk snel konden terugkoppelen. Dat was wel goed.
Kan je zeggen dat het de taak is van die klimaatmakers om het beleid mee vorm te geven?
Tine: Ja, toch zeker de punten die in het meerjarenplan voorzien zijn. Want je kan veel bedenken, maar het moet ook realiseerbaar zijn.
Elke: Dat wil daarom nog niet zeggen dat je als burger eerst moet checken of iets wel in het beleid staat. Er zijn ook ideeën gekomen die daar niet instaan, maar die toch wel op het college zijn gekomen en waar we iets in zien, of waar we van denken: “Hé, daar hadden wij nog niet aan gedacht.” Of: “Dat kunnen we linken met iets anders, maar dat hadden we eerder nog niet gezien.” Vaak zijn dat relatief kleine dingen, maar best wel met een grote impact. Je bent dan aan het sensibiliseren.
Tine: Dat is het belangrijkste. We hebben dat gaandeweg zelf ondervonden. Je hebt vaak grootse plannen, maar onderweg merk je dat die niet te realiseren zijn. Dan voel je dat sensibiliseren eerst nodig is. En dan kan soms met heel eenvoudige dingen. Die zaadbommenactie vond ik geweldig. De gemeente heeft daaraan deelgenomen, de technische dient, de scholen de burgers. Dat is heel mooi.
Elke: Het leuke is dat je daarna mails binnenkrijgt van burgers met vragen als “Krijg ik dat recept van die bommen? “ Of: “Die strook hier voor mijn huis wil ik graag zelf beheren en inzaaien. Mag ik dat? Hoe doe ik dat?” Zulke vragen kregen we vroeger niet. Zo voel je dat er wel iets beweegt. Dat gaat ineens veel verder dan alleen die werkgroep. Er zijn ook een 40-tal bewoners van een straat die samen een vraag hebben ingediend om hun straat te ontharden. Dat is nu uitgewerkt samen met de Technische Dienst. En de gemeente heeft dat wat ondersteund met een budget en materialen. Ik kan niet bewijzen dat dat gelinkt is, maar doordat je sensibiliseert gaan mensen nadenken over wat er kan.
Daar zit nog een interessant indirect gevolg: er wordt niet alleen rond klimaat gewerkt. Er gebeurt ook gemeenschapsvorming.
Elke: Zeker. Die straat wordt hechter.
Tine: En het is een inspirerend model voor andere straten.
Elke: Ik heb ook wel met het hoofd van de Technische Dienst overlegd over wat we doen als er ineens 10 vragen komen. Want we kunnen niet op alles ingaan en niet alles doen.
Tine: Daar is het goed dat de communicatie met het bestuur en met de administratie heel goed zit. Dat is het voordeel als zoiets binnen de gemeente ontstaan en niet extern wordt opgelegd. Dat geeft een leuke dialoog. Zo weten wij wat er mogelijk is, maar ook dat als we een negatief antwoord krijgen, dat het wel eerlijk overwogen is en niet zomaar wordt weggeduwd. We worden uitgenodigd om met het bestuur te gaan praten over wat is haalbaar en hoe we het kunnen aanpakken om het toch haalbaar te maken.
Er werd al aangehaald dat burgers soms dingen zien die het bestuur niet ziet, omdat ze dichter bij de praktijk staan. Is dit model dan ook toe te passen op andere beleidsdomeinen?
Elke: Dat zou kunnen. Maar nu is alles nog heel nieuw. De persoon die daaraan werkt, is nog niet zo lang in dienst. Een van zijn opdrachten is om een participatiemodel uit te werken. We kunnen dat niet overhaasten. Want als je te snel gaat, ben je niet meer aan het participeren. Dan ga je toch weer zelf bepalen wat je gaat doen en dat werkt niet. Maar er komt wel een model. We hebben al een participatie-reglement. Dat wordt verder uitgewerkt.
Merk je dat de effecten bij deze aanpak diepgaander zijn?
Elke: Ik denk dat de echte effecten nog niet zichtbaar zijn. We moeten daar eerst op overinvesteren: mensen informeren, workshops houden, mensen warm maken en houden. Ik ben ervan overtuigd dat dat op termijn winst oplevert, in die zin dat het besturen makkelijker maakt. Maar dat zien we nu nog niet. Ik zie het daar wel naar evolueren. Je moet op een langere termijn kunnen kijken en dingen de tijd geven om te groeien. Je ziet al wel effecten in kleine positieve dingen. Maar de grote effecten komen nog.

Heb je soms ook tegengas gevoeld? Zijn er mensen die het niet zien zitten om burgers te betrekken?
Elke: Niet volledig, anders hadden we dit niet kunnen doen. Alles is ook stapje voor stapje goedgekeurd. Nu zijn er nog 35 vrijwilligers betrokken en dat is een succes. Maar er is wel twijfel geweest bij het bestuur over hoe daarmee om te gaan. Het is ook een beetje macht afgeven Dat is nieuw. Dus het gaat ook over: welk stuk geef ik af? Tot waar geef ik af? En wanneer wordt dat bedreigend? Ook bij burgers vraagt het een andere manier van denken. Nu zie je nog vaak het mechanisme: “er is een probleem, ik ga naar de gemeente.” Maar je kan ook zelf oplossingen bedenken.
Tine: En als je dat doet als groep, ben je sterk. Dan kan je ook vooraf tactieken bedenken om het bij de gemeente aan te brengen. Maar je moet zelf met een goed voorstel komen: hoe pakken we het aan? Wie doet wat? En in welke opzichten kunnen we op de gemeente rekenen?
Elke: Mijn droom is dat er ideeën van burgers binnen komen. Dat die worden gerealiseerd en dat er binnen het bestuur wordt gekeken naar wat er precies op de meerjarenplanning staat, hoe zo’n project dan past binnen een thema op de meerjarenplanning. En dat er dan budget dat voor dat thema is voorzien, gaat naar dat idee van die burgers. Daar zijn we nog niet. Op termijn moet dat meer mogelijk zijn.